- couvrir
- couvrir [koevrier]I 〈overgankelijk werkwoord〉1 〈+ de〉(be)dekken (met) ⇒ afdekken (met), bekleden (met), overtrekken (met)2 〈+ de〉overladen (met) ⇒ vol doen lopen, overstromen3 beschermen ⇒ beschutten, rugdekking geven, dekken4 verbergen ⇒ verhullen, bemantelen, vergoelijken5 overstemmen ⇒ overschreeuwen, overspelen 〈orkest〉6 〈economie〉dekken7 omvatten ⇒ bestrijken8 〈afstand〉afleggen9 〈krant〉uitvoerig berichten over10 〈dierkunde〉dekken♦voorbeelden:1 couvrir une casserole • een deksel op een pan doencouvrir un enfant chaudement • een kind warm aankleden, goed inpakkencouvrir un livre • een boek kaftencouvrir une table d' une nappe • een tafellaken op tafel leggen2 l'eau couvrait les champs • de akkers stonden onder waterla foule couvre la place • het plein staat vol met mensenles feuilles couvrent le sol • de grond is bezaaid met bladerencouvrir qn. de boue • iemand vol modder spatten; 〈ook figuurlijk〉iemand door de modder sleurencouvrir qn. de huées • iemand uitjouwencouvert de taches • onder de vlekken4 cela couvre un mystère • daar steekt iets achter5 les applaudissements ont couvert la fin de son discours • zijn laatste woorden gingen in het applaus verloren6 couvrir un emprunt • een lening garanderenêtre couvert par une assurance • verzekerd zijn, gedekt zijncouvrir par chèque • per cheque betalen→ jeu7 couvrir une période • een periode omvattenl'émetteur couvre cette région • de zender kan in dit gebied ontvangen wordenII se couvrir 〈wederkerend werkwoord〉1 〈+ de〉zich (be)dekken (met) ⇒ zich (warm) kleden, een hoed opzetten2 〈lucht〉betrekken3 〈+ derrière〉zich verschuilen (achter) ⇒ als dekmantel gebruiken♦voorbeelden:1 les prés se couvrent de fleurs • de weiden raken met bloemen bedektse couvrir de gloire • zich met roem overladen2 〈figuurlijk〉 l'horizon se couvre • de toekomst ziet er weinig rooskleurig uit1. v1) (af-, be-, over-, toe)dekken2) kleden3) kaften [boek]4) overladen (met)5) beschermen6) verbergen, verhullen7) overstemmen, overschreeuwen8) dekken [kosten, risico's]9) omvatten10) met een laag bedekken11) afleggen [afstand]12) uitvoerig berichten (over), verslaan13) dekken [dieren]2. se couvrirv1) zich bedekken (met)2) zich (warm) kleden3) een hoed opzetten4) betrekken [lucht]5) overladen (met)6) zich verschuilen (achter)
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.